Bijen (in de oudheid).
Leo van Zanen en Menno Reemer
Moeder en zoon
Huilend rent de kleine Eros, met zijn pijlen en zijn boog,
naar zijn moeder Aphrodite, één rood vingertje omhoog.
“Mama, ik wou bloemen plukken,” hakkelt hij, van schrik verbleekt.
“En toen was er ook een bij en die heeft me toen gesteekt.”
“Jongen,” zegt daarop zijn moeder, “goed dat jij nu eens beseft
wat of mensen ondervinden die jij met je pijlen treft.
Kusje, over! En ik wil ook dat je wat correcter spreekt.
‘Steken’ heeft als voltooid deelwoord ‘heeft gestoken’, niet ‘gesteekt’.”
Anacreoticon, dixit Leo van Zanen.
U, lezer, heeft hierbij de primeur van een nog ongepubliceerd gedicht van de in Leiden wereldberoemde Leo van Zanen. Hij sloot op Matilo officieus de Week van de klassieken met als motto Mens en natuur af met een kostelijke voordracht. Bij nagenoeg ideaal weer verschafte hij een dozijn belangstellenden inzage en inzicht in wat schrijvers als Aristoteles, Ovidius (Metamorphoses), Vergilius (Georgica), Plinius en Jacob van Maerlant (Der Natueren Bloeme) meenden te weten over bijen. Men dacht bijvoorbeeld dat bijen ontstaan uit karkassen van dieren en stelde hun gedrag ten voorbeeld aan de mens. Zo zou het bijenvolkje beschikken over een contingent herauten dat met hun ochtendgezoem opwekte tot nijverheid en ’s avonds een soort taptoe blies ter beëindiging van de dagtaak. Het antropocentrisch denken strekte zich uit tot een sociale ordening: anders dan wij het bijenrijk indelen in een koningin met werkbijen, zag men ooit een koning met soldaten en zelfs hertogen.
Nadat Tom Hazenberg nog even kwam en zag dat het goed was, werd de middag een tweeluik toen Menno Reemer het overnam en er zijn moderne kennis aan toevoegde. Menno is bijenspecialist en als zodanig verbonden aan onder andere Naturalis. Na een uiteenzetting met prachtige lichtbeelden liet hij, toegerust met een vlindernet en een haarscherp oog, ons verscheidene soorten die in het talud van Matilo huizen zien.
Als u dacht dat een bij een bij was, weet dan dat er in Nederland zo’n 370 soorten zijn, waarvan de gedomesticeerde honingbij er maar één is. Hoe kleiner het exemplaar, des te schilderachtiger de benaming: vosje, roodgatje, dikkopbloedbij, wolbij, pluimvoetbij, behangerbij (maakt het thuis gezellig), metselbij (maakt zijn nest met modder), koekoeksbij (legt eitjes in andermans nest), gebambeerde randwegbij, gewone sachembij (naar een kleurrijk indianenopperhoofd), wimperflankzandbij, parkbronsgroefbij en als pièce de résistence was daar de 4 millimeter lange langkopsmaragdgroefbij. Dit alles rolde Menno moeiteloos van de lippen.
Zie hieronder een bloemlezing uit de vele weetjes en doe er uw voordeel mee:
- Honing dient als wintervoorraad.
- De meeste soorten leven solitair.
- In tegenstelling tot wespen verzamelen bijen geen dierlijke prooi.
- Het door vrouwtjes aan de achterpoten verzamelde stuifmeel is voedsel voor de larven.
- Sommige soorten hebben een voorkeur voor speciale bloemen, andere zijn generalisten.
- 80% nestelt in warme en zonnige bodem, de rest in holten in muren en takken.
- Met boomharsen worden nesten gedicht tegen predatoren.
- Bijen floreren op een hellend vlak bij veel zon en weinig water; bovendien zijn hellingen vaak onderhevig aan erosie, wat gunstig is voor sommige soorten.
- Bijen zijn van de gestampte pot: paardenbloemen, klaver, ereprijs bijvoorbeeld, dus zaai geen carnavalsmengsels met cosmea en ander tuincentrumspul.
- Vrouwtjes hebben een angel tegen parasieten, spinnen enzovoort.
- De meeste soorten prikken niet door een mensenhuid heen.
- Als een honingbij steekt, gaat hij dood; dit gebeurt niet bij alle soorten.
- Een bij sterft na een steek doordat bij het achterlaten van de angel het lijf in het ongerede raakt.
- Bij soorten waarbij dit niet gebeurt, is er geen sprake van een angel maar van een steekwapen dat
- niet losraakt van het lijf en waarmee dus meermaals kan worden gestoken.
- Bijen worden hooguit een paar weken oud; zeven jaar is bakerpraat.
- Mannetjes hebben een witte snor, vrouwtjes een zwarte!
Verslag en sprekers: Leo van Zanen en Menno Reemer
De sprekers werden onder enthousiast applaus in- en uitgeleide gedaan door Dorothee Olthof.
De foto’s zijn van Nelly Spanjersberg.